De verlamde man ligt tussen witte lakens in een kamer die ruikt naar kamperfoelie. ‘Take my hand, Job’, zegt hij. Job verstaat geen Engels, maar begrijpt het wel.
Vanaf de andere kant van het bed ‘rupst’ hij richting zijn nieuwe vriend. Tot hij diens stille hand kan pakken. Een voor een buigt hij de bleke vingers omhoog.
‘Voorzichtig, Job’, waarschuw ik.
‘Ik voel toch niks’, grapt de man.
We zijn te gast zijn bij Philippe Pozzo di Borgo. Dit is de man die het boek schreef over zijn dwarslaesie. Zijn verhaal werd de succesfilm Intouchables. Toen hij vroeg of we naar Marokko kwamen – daar woont de Fransman nu -, zei ik ‘ja’.
Job stelt geen vragen over de man in het bed. Hij speelt met een hand die niets terugdoet. Deze lichte kamer is de omgekeerde wereld. Hier zijn gehandicapten de norm. Philippe mag niet in zijn rolstoel vanwege een doorligwond; Job wil niet in zijn rolstoel omdat hij dan een korset aan moet. De twee delen een matras en mijn zoon is eens niet de enige die wordt gevoerd.
Wij, de fysiek onbeperkten, passen ons aan. Jobs vader en ik eten stoofvlees uit een tajine aan het voeteneinde en vertellen over ons leven in Nederland. Philippe’s Marokkaanse verzorger doet er alles aan om Job te laten schateren. Als Jobs oogjes klein worden, til ik hem op om hem even met zijn gezicht tegen Philippe aan te leggen.
‘Wat ben je zacht, Job’, zegt de man met een glimlach.
Job aait hem over zijn hoofd en geeft volop kusjes. Ik draag hem door de open tuindeuren naar de gastenkamer waar voor hem een bed op de grond is opgemaakt. We kijken nog even naar de olijfbomen in de aangelegde tuin en ik beloof Job dat hij morgen weer mag spelen in het natuurstenen zwembad.
Bij het instoppen bedank ik mijn zoon voor het eerst hardop.
‘Dankjewel, schatje. Zonder jou had ik van deze wereld niets gezien.’
Wat een prachtig verhaal weer Annemarie. Hobbeldebobbel, op naar 2014!
Groeten
Wouw…